Het was het Uur van de Geit op de dertiende van de Maand van de Eenhoorn, in de taveerne genaamd 'De Scharlaken Mammoet'. In de Stad Orynx. Een slanke jongeman, fatterig gekleed, stond naar de deur te kijken. Van de andere zijde van de gelagkamer sloeg een gedrongen kerel, in grimmig zwart, de jongeman gade. Nu zwaaide de deur open en een stoere, knappe, zwartgebaarde reus schreed binnen. Een zwaard had een litteken op zijn gezicht achtergelaten en zijn neus geschonden. Hij was gekleed als een werkman, maar zijn houding was die van een held. De jongeman en de gedrongen kerel herkenden op hetzelfde ogenblik de beroemde Jorian . de voortvluchtige Koning, wiens leven op de schaal van het noodlot lag... afhing van de dodelijke snelheid van zwaard en toverij.