Twylla is uitverkoren. Ze is niet van koninklijken bloede, maar de goden hebben haar gezegend met een bijzondere gave. Hierdoor zal ze later de prins huwen en met hem heersen over het koninkrijk Lormere. Maar voorlopig beschouwt Twylla haar gave vooral als een vloek: door dageraadschade te drinken wordt haar huid giftig. Zo kan ze landgenoten die van verraad beschuldigd worden met een simpele aanraking om het leven brengen. Twylla beseft dat ze geen vrije keus heeft en het werktuig is van de goden en de koningin. Bovendien raakt ze zonder het te beseffen verstrikt in een web van intriges.