De gedaante in het water gleed dichterbij. Ze strekte een druipende hand uit. 'Morgenavond', fluisterde ze. 'Morgenavond is het springtij. Dan komen de maan en ik samen, hand in hand.' 'Maar eerst moet U de kaars doven.' 'Ach, meisje...' 'Het moet!' Sara deed een stap naar voren. Conor greep haar opnieuw vast. 'U moet ons voldoende tijd geven en laten zien dat U het meent.' De gedaante liet zich naar het midden van het kanaal drijven. Ze keek naar beneden en in de diepte doofde de vlam. 'Morgen,' kabbelde haar stem, 'Morgen zetten jullie de sluizen open, zodat ik erin kan. Anders laat ik de kaars opbranden. Dan is zijn leven voorbij...'