Fabrice ging op zijn hurken zitten om zijn robot uit te schakelen. ‘En mijn robot kan veel meer kunstjes dan de jouwe,’ ging Frans-Willem door, ‘als je maar weet!’ ‘Wat dan wel?’ vroeg Fabrice nieuwsgierig. ‘Mijn robot... mijn robot... kan praten!’ Fabrice schudde ongelovig zijn hoofd. ‘Waar is hij dan? Dat wil ik wel eens zien.’ Frans-Willem aarzelde. ‘Hij... hij is nog in de computer, maar eh...’ ‘In de computer?’ herhaalde Fabrice verbaasd. Frans-Willem knikte. ‘Maar misschien neem ik hem morgen wel mee naar school.’ Hij kon aan het gezicht van Fabrice zien, dat die hem niet geloofde. ‘Nu moet ik mijn mond houden,’ dacht hij, ‘anders verraad ik mijn geheim.’ Als Frans-Willem op een middag bij Fabrice speelt, raakt hij bezeten van één wens: hij wil, net als Fabrice, een echte robot hebben. Zijn vader neemt van een verre reis een computerspel en vijf zorgenpoppetjes voor hem mee. ’s Nachts, als hij slaapt komen de zorgenpoppetjes hem halen: ze willen Robbie Robot uit het computerspel halen...