‘Vrouwe Aloka van Lasme,’ zei de Heer der Ratten, ‘die jij had moeten doden, lang geleden, is vanuit het zuiden hierheen op weg. Ze wil naar Raften, waar haar vader, vorst Valdomon van Lasme, is. Hier zal zij sterven, en jij moet daarvoor zorgen. Als ze hier in de stad is, is dat voldoende. Mijn kinderen weten wie ze moeten hebben…’ Hij zweeg even. ‘Het zal mijn kinderen verheugen eens iets anders te eten dan doden!’ Ahten grijnsde. Aan de ratten van die magiër ontkwam niemand, en de man zelf was blijkbaar onkwetsbaar. ‘En is ze alleen?’ ‘Iedereen die sterft is alleen.’