Jack en Naomi Hamilton, hun vijf kinderen en hun aanhang komen bij elkaar in het oude zomerhuis van de familie, Carnavals Leger, aan de Nieuwzeelandse kust, om samen Kerstmis te vieren. Harry is de middelste dochter, zeventien, en het meest in zichzelf gekeerd van het hele
groepje. Zij verheugd zich erop eindelijk te kunnen gaan schrijven aan de liefdesroman die ze al een tijdje in haar hoofd heeft. Maar drie jongemannen kloppen aan en verstoren familie van de vroegere eigenaars van Carnavals Leger, zeggen ze. Harry vertrouwt ze niet, er is te veel in het drietal dat haar aan de karakters uit haar eigen kasteelroman doet denken. En de andere Hamiltons worden onrustiger naarmate er steeds meer aanwijzingen lijken te komen dat de broers, alle drie merkwaardigerwijs getekend door een gelijkvormig litteken op hun voorhoofd, iets van doen hebben met de dood, lang geleden, van de zoon van de oorspronkelijke huiseigenaar. Wie zijn die drie? Bedriegers? Indringers? Poseurs? Bestáán ze eigenlijk wel? Wrijvingen ontstaan, ruzies barsten los, een huwelijk kraakt in zijn voegen, jonge liefdes lopen stuk. Voor haar verbijsterde ogen ziet Harry hoe alle illusies van geluk en vrede met de grond gelijk worden gemaakt.