Op een middag gebeurt er iets onverklaarbaars in Hogeburg, het stadje waar Rod Velsen woont. De zon schijnt en er is geen wolkje aan de hemel, en toch wordt het opeens schemerig en kil, als bij een zonsverduistering. Het verschijnsel duurt maar even, en tegen de tijd dat iedereen doorheeft dat er iets vreemds aan de hand is, wordt alles weer normaal. Tenminste: alles lijkt weer normaal te zijn. Maar vanaf dat moment schijnen Rod en iedereen die met hem te maken heeft, opeens door het noodlot achtervolgd te worden. De slagboom van een overweg gaat open terwijl de sneltrein komt aanstormen, een vrachtwagenchauffeur verliest de controle over het stuur, een tram slaat op hol en ontspoort, het water van een verwarmd zwembad vriest opeens dicht, uit een gewoon stopcontact ontsnapt een bolbliksem... De enige die er een vermoeden van heeft wat er aan de hand kan zijn, is Rod Velsen. Zijn vermoeden wordt zekerheid als hij een getuige ontmoet die op die bewuste middag in het natuurreservaat aan de noodkant van het stadje een angstwekkende schaduw heeft gezien. Het ondenkbare is gebeurd: de zwarte magiërs van Rimmenon hebben tegen alle wetten in de Brug gebruikt om in de normale wereld toe te slaan en hun wraaklust bot te vieren op Rod...