Nu verdrink ik, dacht de visser en hij keek nog eenmaal naar de wereld boven water. Hij zag de laatste vissenbek wijd opengaan: hij zag een rood-gouden kop tevoorschijn komen; hij zag een diamanten oog glinsteren. Toen zakte hij weg in de golven. De zoute goudvis, dacht de visser. Ik heb hem gezien, maar ik was te laat.