Er werden een aanzienlijk aantal oude manuscripten gestolen uit een klooster. De dief probeert er een chronologie in te vinden, wat hem maar gedeeltelijk lukt. Daarin ontdekt hij dat een steenrijke avonturier een aantal bizarre bewoners in Malpertuis heeft samengebracht: een sinistere taxidermist, een geile stadsambtenaar, een gek geworden verfwinkelier, drie vreemde oude vrijsters, een knappe jonge vrouw met vurige groene ogen en vlammende haardos, een wanstaltige krachtpatser, een gulzige geestelijke, … Terwijl iets of iemand steeds opnieuw de lichten dooft, volgen onverklaarbare maar gruwelijke feiten elkaar op, en verdwijnen de inwoners één voor één…

Zoals in tal van romans en verhalen van Jean Ray is Gent alomtegenwoordig in Malpertuis. Ondanks de vrij precieze situering van dit naargeestig huis in de Sint-Jacobswijk, blijft het onvindbaar voor de onderzoeker die zich verdiept in het oude Gent met zijn not niet gedempte waterlopen en vergeten en verbeelde straten, stegen en pleintjes. Bestaat het echt of is dit imposante en onheilspellende gebouw, opgetrokken uit de herinneringen van de auteur, geput uit tal van boeken en preten, en enkel te vinden on de vervaarlijke vierde dimensie die taakpunten heeft met onze realiteit? Jean Ray verwittigde Henri Vernes, schrijver van de de Bob Morane-verhalen: Zoek maar verder naar Malpertuis.. het zij zo... maar vergeet niet dat, zo ge dat verdoemde duivelshuis niet vindt, het u misschien zal vinden... en dan...