In Eddy Bertins oeuvre is het oneindige universum een onbekend terrein, een gebied dat wreed, genadeloos en onverschillig is voor het kleine verschijnsel dat zichzelf 'mens' noemt. De lezer zal dit gegeven zeker herkennen in de vijf klassieke sf-verhalen die de 'splinters' van deze bundel vormen.
Maar nergens komt het groeiende ongemak met de werkelijkheid scherper tot uiting dan in de zes membraanverhalen, die deel uitmaken van een meer dan tweeduizend jaar overspannende future history. In Bertins magnum opus is de mens in staat om zijn onderbewustzijn te plooien en zo de ultraruimte te bereizen, tot ver buiten de gebieden die we met klassieke ruimteschepen zouden kunnen bereiken. We ontmoeten de sterrenrassen en de kilte en wreedheid van het universum, en worden als vanzelf meegesleurd naar de vragen die Bertin de lezer uitdaagt om aan zichzelf te stellen: 'Wat betekenen wij als mens? Als onze wereld zo kil en mechanisch wordt, waarom maken we hem dan zo? En als het universum zo wreed en genadeloos is, zijn wij dan sterk genoeg om het tegemoet te treden?'
Vragen die wij als mensen misschien slechts splinter voor splinter kunnen verwerken...