Plotseling voelde Randolph Carter, zonder dat enig geluid hem in de duisternis waarschuwde, hoe zijn kromme dolkmes door een onzichtbare hand steels uit zijn gordel gehaald werd. Vervolgens hoorde hij het knetteren op de rotsen in de diepte. En hij meende, ergens tussen zichzelf en de Melkweg in, de afgrijselijke omtrekken te zien van een verderfelijk wezen, mager, met hoorns, een staart en vleermuisvlerken. Ten westen van hem waren er ook andere dingen stukken aan de sterrenhemel uit komen vlakken, alsof er een kudde onbestemde wezens in hechte, zwijgende formaties uit die onbereikbare grot vooraan in de overhangende rotspartij gefladderd kwam. Toen greep een soort koude, rubberachtige arm zijn nek beet, iets anders pakte zijn voeten vast, en zonder omslag werd hij opgetild en de ruimte ingeslingerd. Nog een minuut, en de sterren waren verdwenen: Carter wist dat de nachtgruwels hem te pakken hadden...
Van de tweeënvijftig door Lovecraft geschreven verhalen en novellen bestrijken er negen het terrein van de pure fantasy, duidelijk geïnspireerd op het werk van Lord Dunsany, maar geheel gebaseerd op zijn eigen dromen. Het hoogtepunt in deze reeks is ongetwijfeld ‘De droomwereld van Kadath’, waarin Lovecraft zijn alter ego Randolph Carter ten tonele voert, op zoek naar ‘die wonderbaarlijke stad in de ondergaande zon’ een oord dat streng bewaakt wordt door de Opperste Goden, om nog maar niet te spreken van de tomeloze demonensultan Azaboth en de kruipende chaos Nyarlathotep...