In 1962 verscheen bij ons een bundel bittere, pessimistische epigrammen van de negentiende-eeuwse Amerikaanse journalist en schrijver Ambrose Bierce, getiteld ‘Satan’s woordenboek’, die snel na verschijnen uitverkocht raakte. Bierce’s lichtelijk misantropische boosheid bleek een modern Nederlands publiek aan te spreken. Simon Carmiggelt wijdde zelfs een Kronkel aan het boek. Toch toonde dit boek slechts een gering deel van Bierces’s talent. Een veel groter deel van zijn oeuvre wordt ingenomen door verhalend werk, waarin wij dezelfde eigenschappen aantreffen als in de epigrammen, maar aangevuld met enkele typisch Bierciaanse preoccupaties: de Jood, het afschrikwekkende en het buitennatuurlijke, elementen die hij met grimmige humor beschouwt. In zijn eigen tijd werd Bierce om deze trekken weinig gewaardeerd ­ hij was bekend om zijn legende en minder om zijn werk. Thans beoordelen wij deze zelfde karakteristieken echter positief en hoewel wij Bierce zeker geen modern auteur kunnen noemen, geen ‘tijdgenoot’, is er een sterke groei waar te nemen in de belangstelling voor zijn werk. Sinds zijn mysterieuze verdwijning in 1913 heeft de geschiedenis zich dan ook beijverd hem in het gelijk te stellen. De ‘humor noir’, waar hij een voorloper van is, vormt een bloeiend genre. Deze bundel bevat voornamelijk verhalen uit ‘In the Midst of Life’, waaronder het beroemde ‘An Occurance at Owl Creek Bridge’ ­ verhalen waarin hij zijn ervaringen tijdens de Amerikaanse burgeroorlog heeft verwerkt ­ maar ook uit andere groepen verhalen is een keuze gedaan.