Wie ‘Hamelen’ zei, in die tijd, had net zo goed ‘hel’ kunnen zeggen. De ratten hadden zelfs aan de naam van de stad geknaagd. Wie de naam hoorde, sidderde. Sommigen sloegen zelfs een kruis of spuugden over hun schouder. Want Hamelen was voorgoed de rattenstad. Toch was er nu geen enkele rat meer. Zelfs niet meer in de graanpakhuizen aan het haventje of op de vuilnisbelten tegen de Westelijke Wal. De vreemdeling had woord gehouden. Hij was midden in het uitgestorven plein voor het stadhuis gaan staan, had zijn vreemde fluit gepakt en hem aan zijn mond gezet. Niemand hoorde een toon, maar een half uur later zaten alle ratten uit de stad doodstil om hem heen. Honderden, duizenden waren het. Het hele plein zag er grauw en bruin van. En alle hoofdjes waren in de richting van de stadspoort gekeerd... Zo begint het verhaal dat Harrie Geelen met zijn wonderlijke en onuitputtelijke fantasie ­ inhakend op de legende ­ over de lotgevallen van de kinderen van Hamelen schreef, de draad opnemend waar de legende ophoudt: in de berg waarin ze spoorloos verdwenen. Hebben de vijfenveertig afleveringen van Hamelen op de Televisie reeds ontelbare jongeren en ouderen geboeid, in boekvorm brengt de beeldend geschreven tekst het verhaal nu binnen het blijvend bereik van iedereen.