De dwergjes van Tijl wonen op de hei. Het zijn er niet twee of vijf, maar wel honderd, een heel dwergenvolk bij elkaar. Ze leven van de honing uit de heidebloemen, van wortels en van aardappelen van het land Verderop. Maar op een dag komt er een zwerm bijen aanvliegen. Een grote bruin-gele wolk, die zoemt als een motor en die zoemend aan de tak van een knoestige dennenboom blijft hangen.
De bijen pikken alle honing in en niemand van de dwergen durft hun om een potje te gaan vragen. Behalve... Kleine Pier, de jongste dwerg. Hij sluit vrede met het bijenvolk van koningin Zwoe, en dat is het begin van een reeks avonturen waarin Kleine Pier met zijn dappere daden en slimme plannetjes het dwergenvolkje keer op keer weet te redden.