Al vanaf het begin der tijden heeft de robot een grote rol gespeeld in het sciencefictiongebeuren. Het woord 'robot' komt uit een toneelstuk van de Tsjech Karel Capek, die hiermee een soort zombie-achtige organische werklieden aanduidt. 'Onze' puur mechanische robots vormden aanvankelijk een nachtmerrie-achtig ras, dat de mensheid bedreigde door zijn ongeëvenaarde slimheid, gevoelloosheid en kracht. Isaac Asimov heeft aan deze angstdroom een eind gemaakt door de vinding van zijn Drie Wetten van de Robotica, een soort 'Tien Geboden', ingebouwd bij de robots, waardoor ze geen mens kunnen schaden. De vele verhalen over robots die uit Asimovs schrijfmachine zijn gevloeid - de Good Doctor is naast Simenon een van de productiefste schrijvers van deze eeuw - zijn in dit boek verzameld, met hier en daar een laconiek en ironisch commentaar van de auteur, die dolgraag de draak steekt met zichzelf, en zich in het voorbijgaan op de borst klopt. In de meeste verhalen gedraagt één robot zich heel onrobotachtig, en de vraag is dan: Hoe kan dat? Wat is er mis? - hetgeen dan wordt uitgezocht, zodat de verhalen iets detective-achtigs krijgen. Asimov is een meester in het langzaam opvoeren van de spanning, met voor fijnproevers ingebouwde humor. Gaan de vroege verhalen nog over 'echte' robots, met armen en benen van glinsterend metaal en een 'positronisch' brein - ook een vondst van Asimov -, zijn latere robots zijn zo sophisticated dat ze van mensen niet meer te onderscheiden zijn, met hun weke huid, hun gevoelscircuits, en zelfs hun sterfelijkheid. Het enige waarin ze dan nog van mensen verschillen is de manier waarop ze zich voortplanten: de aardige manier die wij daarvoor bedacht hebben is niets voor zulke logische creaturen! Door de verschillende ideeën, de altijd boeiende uitwerking, de verrassende pointes, en de 'klassieke' impact, een bundel die elke nieuwe mode zal overleven. Zelfs de echte kenners van Asimovs werk vinden hier een flink aantal nooit eerder in boekvorm uitgegeven verhalen in.