Geboren te Haarlem. Harry Kurt Victor Mulisch was een Nederlandse schrijver. Hij is de zoon van een Oostenrijks-Hongaarse vader die collaboreerde tijdens de Tweede Wereldoorlog en een Duits-Joodse moeder, groeide op tijdens de Tweede Wereldoorlog, die een sterke invloed op hem en zijn schrijverschap had. Harry werd grotendeels opgevoed door de huishoudster, Frieda Falk, die in 1891 geboren werd in Posen in het toenmalige Duitse Keizerrijk, thans Poznań in Polen. Met haar reisde de vierjarige Harry, die gedeeltelijk in het Nederlands en in het Duits werd opgevoed, in het najaar van 1931 naar Berlijn (ten tijde van de Weimarrepubliek) en verdwaalde er in het labyrint van de Tiergarten. Naar eigen zeggen zouden dit de plaats en het moment geweest zijn waarop de voorwaarden voor zijn schrijverschap tot stand kwamen. Mulisch leerde schrijven op een particulier instituut in Haarlem, dat hij van 1933 tot 1939 bezocht. In deze jaren schreef Harry al zijn eerste verhaal, De pottebakker, over een komisch voorval op school. In 1936, toen Mulisch negen was, scheidden zijn ouders. Zijn moeder verhuisde naar Amsterdam en in 1951 emigreerde ze naar Berkeley in Californië (dit adres staat in het overlijdensbericht van Karl Mulisch op 10 juli 1957). Ze overleed op 2 januari 1996 in San Francisco. Harry bleef bij zijn vader, Kurt Victor Karl Mulisch, K.V.K. zoals hij hem later in zijn geschriften vaak noemde, in Haarlem. Zijn vader werd na de vrolijke jaren twintig zwaarmoedig. Bovendien daalde zijn inkomen waardoor de afgeslankte familie een aantal keren naar kleinere woningen verhuisde. In de jaren dertig kreeg Mulisch grenzeloze interesse in de chemie, die was gewekt door het jongensboek De ongelooflijke avonturen van Bram Vingerling (1927) van Leonard Roggeveen. Later besefte Mulisch dat Bram Vingerling in feite de alchemie beoefende, een van de belangrijkste thema's uit zijn oeuvre. In 1941 verhuisde Mulisch met zijn vader en Frieda naar de Anna van Burenlaan in Haarlem. Mulisch verklaarde het belang van dit huis in zijn leven: "In dat huis is het allemaal gebeurd. Daar beleefde ik de oorlog. Daar schreef ik mijn eerste verhalen en romans. Daar ging ik voor het eerst met een meisje naar bed". Na vier jaar aan het Eerste Christelijk Lyceum van Haarlem bleef hij weg van school. Directe aanleiding was het zakken voor een herexamen, de dag na Dolle Dinsdag (5 september 1944), waarna Mulisch een autodidact pur sang werd. Aanvankelijk produceerde Mulisch in zijn kamertje chemieboeken die voor iedereen toegankelijk moesten zijn. Maar ondanks zijn zelfverklaarde afkeer van literatuur werd Mulisch wel degelijk beïnvloed door bepaalde schrijvers. Edgar Allan Poe was de eerste invloed op de jonge Mulisch, wat blijkt uit zijn eerste probeersels. Van Thomas Mann leerde hij de discipline om elk woord, iedere zin af te wegen, terwijl hij tegelijkertijd diep onder de indruk raakte van de overvloedige stijl van Dostojevski. Jorge Luis Borges was in de jaren zestig de laatste auteur die hem genoeg kon boeien om diens oeuvre te verslinden. Verder las hij naar eigen zeggen nooit veel literatuur, alleen het hoogst noodzakelijke om op de hoogte te blijven van collega-schrijvers. Het volgende teken van Mulisch' schrijverstalent was het verhaal 'De kamer', dat op 8 februari 1947 in Elseviers Weekblad werd gepubliceerd. Het gaat over iemand die in zijn jonge jaren verwonderd was over een kamer. Hij kan de bekoring niet verklaren, totdat hij veertig jaar later terugkeert en de kamer bewoont. Dan komt hij erachter waarom deze kamer hem fascineerde: het blijkt zijn sterfkamer te zijn. De jonge Mulisch hield zich eind jaren veertig bezig met occultisme, spiritisme en toneel. Hij sloot zich aan bij het Amsterdamse Reis-Opera-Gezelschap en trok met een operette voor arbeiders door de polder. Inmiddels was hij in 1949 begonnen aan zijn eerste volwassen roman. Pas na twee jaar intensief schrijven zou hij zijn debuut 'Archibald strohalm' afronden. In 1971 trouwde Mulisch met Sjoerdje Woudenberg. Met haar kreeg hij twee dochters. Vanaf 1987 was hij samen met zijn vriendin Kitty Saal, met wie hij een zoon kreeg. Mulisch was naast zijn schrijverschap actief als redacteur van Podium (1958-1962), van Randstad (1961-1969) en van De Gids (1965-1990). Van 1962 tot 1992 was hij bestuurslid van de Schrijversvereniging van De Bezige Bij, de uitgeverij waar hij vanaf zijn eerste publicaties actief was. De planetoïde 10251 Mulisch is in oktober 2006 naar hem vernoemd. De auteur reageerde met "Nu ben ik in de hemel" en zei zich gevleid te voelen, met het argument dat zelfs Nobelprijswinnaars vergeten worden, maar hemellichamen niet. Overleden te Amsterdam aan de gevolgen van kanker.